maandag 7 juni 2010

Ha collega's,
Volgens mij is de keus snel gemaakt. Hieronder mijn input:

In Nederland maakt men nu een omslag in het denken over de relatie tussen overheid en burger. De eerste contouren van de omslag van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving worden steeds beter zichtbaar. De komst van de WMO, het moderniseren van de AWBZ, inzet van Welzijn nieuwe stijl en introductie van de civil society zijn hier voorbeelden van.

Deze omslag wordt aan de ene kant ingegeven door financieel-economische redenen. De verzorgingsstaat is in haar huidige vorm simpelweg niet meer houdbaar. Nog belangrijker is het feit dat er een paradoxale houding van "de burger" is ontstaan die de legitimiteit van de overheid bedreigt. Aan de ene kant wil "de burger" dat de overheid zich niet bemoeit met zijn leven, tegelijkertijd is de overheid verantwoordelijk voor alles wat misgaat in de samenleving.

Met de omslag naar een participatiesamenleving zeggen we in feite dat het overheid maar één van de partijen is die de samenleving mede vormgeeft. Een interessant thema dat ik tijdens dit mastertraject wil onderzoeken is hoe geeft je dit vorm. Hoe betrek je andere partijen? Welke procesaspecten kun je inzetten, hoe creëer je privaatpublieke allianties? Kortom hoe geef je in een veranderen tijd de relatie tussen overheid, partners en burgers vorm?

In mijn werkpraktijk houd ik me bezig met het vormgeven van de toekomst van de Utrechtse welzijnsveld. En dat in een tijd dat we minder te besteden hebben. We willen meer vragen van de burgers en minder laten doen door professionals. De professional moet streven naar het zelfredzaam maken van de burger door het inschakelen van het eigennetwerk van de cliënt. Dit vraagt een mentaliteitsverandering van burgers, professionals en ambtenaren. We willen ook een andere manier van financiering. Zo willen we een beroep doen op bedrijven en ondernemers.

We hebben in Utrecht de afgelopen maanden een stedelijke visie ontwikkeld genaamd Vernieuwend Welzijn. De komende tijd wordt dit omgevormd tot een gemeentelijke beleidsvisie. Deze visie moet de komende twee jaar geïmplementeerd worden in alle aspecten van het welzijnveld. Dus de komende jaar zijn er genoeg momenten om in de opleiding te benutten.

Paul Frissen, Geert Teisman, Jos van der Lans, Mark van Twist, Herman Wijffels.

Als voorbeeld van privaatpublieke alliantie denk ik aan Harlem Children Zone. HCZ is een non-profit grassroots community organisatie. Het wordt door zowel privaat als publieke middelen gefinancierd.

Gr,

Abdilaziz


Hallo mensen,

1.
Ik sluit me aan bij de onderwerp-keuze chaos en orde. Ik voel me het meest verwant met de formulering van Ruud.
Van de overheid wordt steeds meer verwacht, terwijl we tegelijkertijd steeds meer één van de partijen zijn. De analyse over netwerksturing uit het boekje de Boom en het Rizoom sprak me aan:
-Organiseer je als overheid flexibel, vorm je per onderwerp naar het maatschappelijk probleem
-De zwaartepunt van je organisatie moet verplaats worden naar de randen, daar waar de interactie met de buitenwereld plaatsvind.
-Creeer "tussenfuncties" op die rand van binnen- en buitenwereld. Dit zijn hele lastige functies waar nieuwe competenties voor nodig zijn. Dit sluit ook goed aan bij de analyse van Teisman: het gaat in een steeds complexere wereld steeds meer om de mens en minder om de functionaris.
Maar goed, hoe ga je dit in de praktijk doen. Je botst direct op de orde: op de bureaucratie. Volgens mij zijn er twee interessante oplossingsrichtingen. Ten eerste het vertrouwensconcept. Meer sturen met vertrouwen, dit vraagt heel wat in een hierarchische afrekencultuur. Het lijkt me lastig om een goede modus te bedenken voor de politieke verantwoordelijkheid, maar het lijkt me onontkomelijk. Een tweede is het stimuleren en je verhouden tot zelforganiserende netwerken: het uitlokken van maatschappelijke dynamiek, zonder het te smoren door het passend te maken binnen bestaand beleidskaders.
Dit laatste punt is denk ik interessant als het gaat over de verhouding burger - overheid die door sommigen al is genoemd. De huidige omgang lijkt failliet. In de volkskrant van zaterdag stond een zeer boeiend verhaal van Philip Blond over de noodzaak van zelfsturende netwerken. Hij ziet dit als een oplossing voor veel problemen. (Ik heb het artikel als pdf hier en hier in twee delen toegevoegd).
Je wilt als overheid dus participatie organiseren, maar welke overheidsrol past dan nog. In de Boom en het Rizoom wordt dit betrokken bescheidenheid genoemd. Dat past in de bestuurkundige stroming van beleidsmediatie. Die gaat er van uit dat participatieprocessen autonoom zijn, maar niet zelfsturend. Er is toch altijd een bepaalde vorm van design nodig. Dit kan heel zacht design zijn: in een netwerk moet de bereidheid zijn tot reflectie en gezamenlijk leren. In de stroming van beleidsmediatie in multistakeholder governance wordt dat gezien als een rol voor de overheid.
2 / 3 In mijn werk gaat de komende tijd het gebiedsgericht werken centraal staan. Dit heeft ontzettend veel kanten en implicaties. Daarin vind ik het een interessante vraag of het klassieke beleidswerk z'n langste tijd gehad heeft. In Den Haag gaan we de komende tijd drie wijken aanwijzen als leergebieden, om te onderzoeken of de beleidsafdelingen van OCW en de andere diensten beter kunnen samenwerken, wanneer het gebied centraal staat.
4. Ik heb laatst een lezing van professor Stone over regimes bijgewoond. Ik vond het erg leerzaam om in zijn verhaal ook internationale perspectief mee te krijgen. Ik zou dus ook willen pleiten voor enkele internationale docenten. Suggesties uit de hoek van de beleidsmediatie: Forester, Fung, Suskind, Innes, Podzeba, Sandrecock. Andere mogelijke docenten Hendrik Wagenaar, Pieter Tops. Terugzien: Van Twist, In 't Veld, Teisman.
Internationale Casus: In Seattle is in de jaren negentig succesvol de gemeentelijke organisatie gekanteld doordat de burgemeester een department of neighborhoods is gestart waar alleen maar mensen van buiten (community workers) in zijn aangesteld.
Tot morgen!
Rudmer